Echt goede boeken gaan over veel meer dan de tijd waarin ze spelen. Veel tijd om aantekeningen te maken had Barbara Skarga niet in de twaalf jaar die zij vanaf 1944 doorbracht in Sovjet-gevangenissen en kampen van de goelag. Aantekeningen maken was ook verboden, zoals voor politieke gevangenen bijna alles verboden was. Als strijder in het Poolse, niet-communistische verzet tegen de nazi's was zij met talrijke lotgenoten na de bevrijding, na jaren van oorlog, opnieuw de vijand die moest worden opgeruimd, in de visie van de Russen gevaarlijker dan gewone criminelen en moordenaars. Mensen die denken, die mogelijk ánders denken dan de grote leider, de lijn van de partij, zouden immers een funeste invloed kunnen hebben en werden dus massaal uit de samenleving verwijderd.
Toen Barbara Skarga (1919-2009) eenmaal vrijkwam en uit de steppe terug kon keren naar Polen - dat was in 1956 - voltooide ze haar studie filosofie en ontwikkelde zij zich tot een van de meest vooraanstaande filosofen in de Poolse taal. Filosofie bedrijven na het concentratiekamp, dat op zichzelf is al een verbijsterende tour de force; de luciditeit en vooral de mildheid waarvan zij in haar werk blijk geeft, maken het groots. Dat geldt ook voor de aantekeningen uit de goelag die Skarga meer dan twintig jaar na haar bevrijding begon te noteren. Dit delven in het geheugen moet bij vlagen een uiterst pijnlijke ervaring zijn geweest. Haar schriftuur is niettemin zo licht, zo meeslepend en menselijk dat die bijna de gruwelen en liederlijkheden waarvan zij slachtoffer en getuige was doet vergeten.
Elke pagina doet verslag van wat mensen elkaar aandoen, de onverschilligheid, de wreedheid, het verraad. Toch lukt het Skarga de mens te ontvreemden van de barbarij. Talloos zijn de gebaren van goedheid en de momenten van schoonheid te midden van het vuil, de honger, de kou, de hitte, de pijn. 'Men kan niet zonder de lach leven. Lachen is de redding', schrijft Skarga als ze zich haar tijd in de gevangenis herinnert. Er is zoveel meer waar een mens zich aan vast kan houden, zolang die daartoe in staat is.
Begeesterend vertelt Skarga over de hoop als de oerbron van het leven, over het theater en de poëzie die gevangenen en vergetenen in staat stellen situaties met andere ogen te beschouwen, over de geschiedenis die ons draagt en lessen voorhoudt. Hartverwarmend is haar beschrijving van de talrijke verschijningsvormen van de liefde, ook in het kamp, ook in de hitte, ook in de kou, en het stille respect dat de gevangenen, opmerkelijk genoeg, hebben voor elk van die vormen. Liefde is een vorm van verzet.
Zelf beoordeelde Skarga Na de bevrijding, dat in 1985 verscheen, als onaf, ze meende dat het boek onvoldoende geordend was en de chronologie onduidelijk. Eigenlijk beschrijft zij daarmee precies de werking van het geheugen. Om te zien hoe goed het toch in elkaar zit, hoe thematische lijnen elkaar aanvullen en versterken, is het zaak Na de bevrijding tot het einde te lezen. Gaandeweg openbaart zich de rijkdom van het denken, dat een ijzersterke structuur heeft geschapen. Niet de chronologie draagt dit werk, maar het denken over de mens en waartoe die in staat is in de moeilijkste omstandigheden. Daarmee vormt het boek ook een scherp commentaar op elk totalitair systeem waarvan het menselijk falen en het menselijk tekort de sterkste pijlers zijn.
Skarga's aantekeningen verhalen van een specifieke periode; intussen bieden ze een schat aan materiaal om onze eigen tijd te lezen, de rollen te bezien die mensen altijd weer innemen. Van groot belang om het denken van Skarga te begrijpen, is de band die zij had met de Franse filosofie, en speciaal met die van Emmanuel Levinas. In de lange jaren die zij in gevangenissen en kampen doorbracht, zag zij bijna dagelijks het kwaad in de ogen. Misschien wel daarom was zij evenals Levinas niet geneigd om het kwaad in metafysische termen te begrijpen: 'Het kwaad is per definitie mensenwerk.' Skarga ziet het kwaad niet in de ander, eerder als iets dat tussen mensen ontstaat. Je zou kunnen zeggen: als de duivel bestaat, dan wordt die tussen mensen geboren.
In haar fraaie en toegankelijk geschreven voorwoord en inleiding schetst bezorger Alicja Gescinska Skarga als een renaissancevrouw: veelzijdig, belezen, een humanist en tegelijk heel aards. Inderdaad zijn deze aantekeningen evenzeer doortrokken van de modder en de stofwisseling in elke vorm, als van het denken, de literatuur en de muziek. Grootsheid en smerigheid leven naast elkaar. Terecht trekt Gescinska parallellen met de huidige tijd, met de oorlog in Oekraïne en de Russische retoriek, propaganda en agressie. Gescinska wijst op de honger en de kou als wapens, op de totale inzet om de verbeelding van mensen te verlammen en mensen hun waardigheid en innerlijke vrijheid te ontnemen. Het is de grondstof voor de onverschilligheid. In de totalitaire wereld waarin de schijn en de leugen regeren, en nep en namaak glimmen als goud, zo toont Skarga haarfijn aan, ben je een wonderlijke vogel als je de waarheid spreekt en onder ogen ziet.
Precies dat doet Skarga in deze aantekeningen, die getuigen van een grote verbeeldingskracht en een diepe betrokkenheid met het lot van de dingen en de mensen. Het is een voorrecht in deze tijd zo'n helder en oprecht werk te lezen in het trefzekere en gloedvolle Nederlands van vertaler Steven Lepez.
★★★★☆
Ingeleid door Alicja Gescinska. Uit het Pools vertaald door Steven Lepez. De Bezige Bij; 431 pagina's; € 34,99.
Verberg tekst