Twee jeugdvriendinnen - Sara en Lejla - maken een roadtrip van Mostar naar Wenen, waar de verdwenen broer van Lejla zou zijn opgedoken. Het is geen frivole trip. Integendeel. De nu volwassen vriendinnen worden terug gekatapulteerd naar een verleden dat ze achter zich hadden gelaten en het liefst zouden vergeten. De ontnuchtering is groot: "We zullen altijd in Bosnië zijn".
Sara en Lejla kennen elkaar al sinds de kleuterschool in Mostar, toen nog Joegoslavië. Vanaf de eerste dag waren ze op mysterieuze wijze tot elkaar aangetrokken en dat zou zo blijven tot ze gingen studeren. Later kwam de breuk. Sara verhuisde naar Dublin, zo ver mogelijk van haar land en moedertaal vandaan, Lejla bleef in Mostar steken. Als Sara twaalf jaar later een telefoontje van Lejla krijgt, die vertelt dat haar verdwenen broer Armin is opgedoken in Wenen en dat ze hem samen moeten gaan zoeken, bezwijkt Sara ondanks de dure eed dat ze haar vaderland nooit meer wil terugzien.
Hun reis per auto van Mostar naar Wenen is niet alleen een reis door de Balkan, maar ook een reis door de tijd. Schrijver Lana Bastašić deelt in haar bekroonde debuutroman elk hoofdstuk op in twee delen: één in de tegenwoordige tijd en één in het verleden. Zo reconstrueert ze de geschiedenis van de twee vriendinnen in een verscheurd land. Niet dat de schrijver verhalen vertelt over de oorlog die in de jaren negentig in Joegoslavië woedde. In de stad Banja Luka, waar Sara en Lejla zijn opgegroeid, was er immers geen oorlog. Maar de terreur was alomtegenwoordig, zoals Bastašić toont in 'kleine', maar griezelige gebeurtenissen, die getuigen van aanzwellende nationalistische gevoelens en segregatie. "De dood kwam eerst geleidelijk, later abrupt. De honden stierven in het begin de ene na de andere. Hun levenloze lichamen, nog warm in de koude winterochtend, stapelden zich onherroepelijk en volgens een vast patroon op, zoals woensdag steevast na dinsdag komt."
Begin jaren negentig werden inderdaad zelfs honden gedood vanwege hun etniciteit, waarna ze een begrafenis kregen volgens de riten van hun baasjes. Ook doken overal kruisen op, als 'bewijs' van een Servisch-orthodoxe aanhorigheid. "Destijds schoten orthodoxe kruisen als paddenstoelen uit de grond: in tuinen, aan achteruitkijkspiegels, om de dikke nek van onze scheikundeleraar." En op een dag verandert Lejla's moeder haar naam. In plaats van Lejla Begić heet ze plots Lela Berić, een naam die Servisch klinkt en moet verhullen dat ze moslim is. De Servische Sara wordt op haar beurt door haar vader meegenomen naar de kerk om haar te laten dopen. "Aan Bosniërs wordt steeds gevraagd wie ze zijn", aldus de schrijfster in een interview. "De grote vraag was: Ben je Servisch? Kroatisch? Bosniak? Mensen van mijn generatie worstelen nog steeds met de vraag waar ze vandaan komen en wat 'vaderland' zou kunnen betekenen."
Kabbelend leven
Het verhaal wordt verteld door Sara. Zij is het die Lejla - als kind, als vriendin, als mens - beschrijft en zo als het ware haar identiteit 'schept'. Maar misschien heeft ze wel helemaal niet begrepen wie Lejla 'echt' is, zo suggereert de schrijfster. Als moslimmeisje heeft Lejla hun kindertijd wellicht anders ervaren dan Sara, die als Servische in een door Serviërs gedomineerde stad een geprivilegieerde positie had. De privileges werken nog steeds door, al ziet de vertelster dat niet. Sara is ontsnapt naar Dublin, waar ze een kabbelend leventje leidt in 'betere kringen' en leeft van haar pen. Lejla daarentegen is noodgedwongen in Bosnië gebleven, waar ze in haar levensonderhoud voorziet door voor toeristen te poseren in traditionele klederdracht. Sara begrijpt niet dat Lejla zo 'wild' is, zo onvoorspelbaar. Maar gaandeweg realiseert ze zich dat ze ondanks hun gezamenlijke jeugd een heel ander verleden hebben. Het begint haar te dagen dat Lejla haar haren blond verft om het zwart te verbergen waaraan mensen haar 'afkomst' zouden kunnen aflezen en dat ze zo opzichtig 'wild' doet omdat ze zoveel naars heeft meegemaakt. Als vertelster is Sara zich best wel bewust van het feit dat zij het is die het verhaal kleurt met eigen interpretaties en emoties. Schrijven over het verleden lijkt wel een vorm van manipulatie, waarbij geschiedvervalsing onvermijdelijk om de hoek loert.
De verdwijning van Lejla's broer Armin - hij verdween meteen nadat de honden waren gedood - kleurt hun vriendschap door de jaren heen. Beide vrouwen zijn altijd blijven geloven dat Armin niet dood maar 'ergens' veilig is. Dat hij na zoveel jaren in Wenen zou zijn opgedoken, klinkt ongerijmd en is misschien wel een verzinsel van de onvoorspelbare Lejla, die op haar eigen ongebreidelde manier het treurige verhaal wil afronden. "In Bosnië is de oorlog nog steeds niet afgelopen, omdat veel mensen nog steeds vermist zijn," aldus Bastašić.
Vang de haas is intens, maar melodrama wordt vermeden. Wel legt de schrijver meer de nadruk op emoties dan op feiten. Zo moeten we raden wanneer het verhaal zich precies afspeelt, al kunnen we berekenen dat de twee meisjes 'ergens in de jaren negentig' op de kleuterschool zitten en vernemen we dat de vrede al is getekend als ze het gymnasium verlaten. Meer data zijn er niet. Emoties zijn er des te meer, prachtig verwoord in een poëtische en meeslepende taal, die spreekt over vriendschap én vervreemding tussen twee meisjes, later vrouwen in een land waarvan de wonden nog niet zijn geheeld. "We zullen altijd in Bosnië zijn. Nu waren we ons over Europa aan het verspreiden. Ons land met de onverzoenlijke grenzen is in feite grenzeloos. We hebben elkaar tevergeefs bevochten, vervolgd en afgemaakt: wij zijn er nooit echt geweest, maar het land is als fantoomschurft onder onze huid gekropen, die bloedt van al het zinloze krabben."
Vert. Pavle Trkulja. Meulenhoff; 240 blz. €20,99.
Verberg tekst